Uit Johannes 20 vers 1 tot en met 10 kunnen we afleiden dat je op drie verschillende manieren naar Pasen kunt kijken. We ontmoeten de discipelen Johannes en Petrus, die naar het graf van Jezus gaan. Er wordt in ons tekstgedeelte drie keer gekeken, maar telkens weer anders. Dat blijkt ook uit de verschillende werkwoorden die in de Griekse grondtekst worden gebruikt. Helaas heeft de Nieuwe Bijbelvertaling hier geen rekening mee gehouden, die vertaalt alle drie de keren met ‘zien’. De Naardense Bijbel laat het verschil wel uitkomen in drie verschillende werkwoorden. Daar lezen we bij de eerste keer: “Johannes bukt erbij neer en kijkt aan tegen de lijkwindsels die er liggen.(Johannes 20 vers 5)”. Het oorspronkelijke Griekse werkwoord dat hier gebruikt wordt, betekent “ergens tegenaan kijken”, oftewel “oppervlakkig zien”. En omdat Johannes zo kijkt, komt hij tot de conclusie dat er niets gebeurd is.
Dawn door Ron Richmond.
Zo kunnen wij ook naar Pasen kijken. Alsof er niets gebeurd is. Sterker nog: veel mensen vandaag de dag hebben überhaupt geen idee wat er gebeurd is met Pasen. De kennis van het christelijk geloof in ons land wordt helaas steeds minder.
Het kan ook zo zijn dat je de paasgeschiedenis van binnen en van buiten kent en vanzelfsprekend ben je met Pasen ook in de kerk. Je doet er in mee, maar in feite doet het je weinig tot niets. En om nou te zeggen dat het werkelijk wat uitwerkt in je leven, dat je er andere keuzes door bent gaan maken, anders in het leven staat. Nee, eigenlijk niet. Dan is het toch ook voor jou alsof er in feite niets gebeurd is. Dan blijft het net zo goed aan de oppervlakte. Intussen is Petrus gearriveerd en hij gaat de grafkamer binnen (Johannes 20 vers 6). En hij kijkt anders dan Johannes. Er staat nu ook een ander werkwoord. De Naardense Bijbel vertaalt dat met “hij aanschouwt”. “Aanschouwen” is nauwkeurig kijken. En dat doet Petrus, in tegenstelling tot de oppervlakkige blik van Johannes. Hij ziet de doeken ook, de zwachtels die in de zalf gedrenkt waren. En daarna werden die doeken strak om het lichaam van de overledene gewikkeld. Door die zalf zijn ze helemaal stijf geworden en hebben de vorm van het lichaam aangenomen. Op het eerste gezicht zou je zeggen dat Jezus daar nog ligt. Maar als je goed kijkt – en dat doet Petrus dus -, zie je dat de zweetdoek apart ligt. Een lichaam zonder hoofd? Nee, het is een lege huls. En dan begint voor Petrus de moeilijkheid. En daarvoor moeten we toch weer even kijken naar dat Griekse werkwoord dat hier gebruikt wordt voor zien: “Theoreo””. Daar hoor je ons woord “theorie” in. Zo kijkt Petrus dus: hij kijkt, maar probeert ook te begrijpen wát hij ziet. Hij is aan het theoretiseren. Wij zouden vandaag de dag zeggen: hij stelt zich wetenschappelijk op. Maar dan blijkt dat ook Petrus er zo niet uitkomt.
The Two Disciples at the Tomb
Schilderij van Henry Ossawa Tanner
Is ook dat niet herkenbaar in onze tijd? Een tijd waarin de wetenschap zo’n onaantastbare positie, zo’n grote invloed heeft op velen. Een bepaalde manier van wetenschap vooral. Wetenschap die zegt: “Het kan gewoon niet dat een dode uit een graf opstaat. Als een hart stilstaat en de hersendood is ingetreden, dan is het einde verhaal. Zeker na drie dagen. Bovendien zie je toch ook geen enkele historisch verifieerbare analogie in de geschiedenis?” Nee, natuurwetenschappelijk en historisch gezien is het ondenkbaar, onvoorstelbaar.
Deze manier van zien verslaat nog steeds z’n duizenden. Probeer Pasen maar eens uit te leggen, aan een medestudent, aan een collega, aan een kennis of buurman die niet gelovig is en juist met zulke argumenten komt. Maar ik kom het ook tegen dat kerkmensen niet in de opstanding geloven. Dood is toch immers dood? Misschien hebt u zelf ook wel moeite met de opstanding.
Maar moet je eigenlijk wel zo naar het Paasgebeuren kijken? Het werkelijk met je verstand willen vatten en wetenschappelijk aantoonbaar willen maken? Ik kwam deze uitspraak tegen: “Er zijn dingen die we niet geloven, tenzij we ze begrijpen, er zijn dingen die we niet begrijpen, tenzij we ze geloven”.
Er is nog een andere, een derde manier van zien. Die komen we tegen in vers 8: “Toen ging ook de andere leerling (Johannes dus), die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde”. En opnieuw staat hier weer een ander woord voor “zien” in het Grieks. Niet meer het zien van de eerste keer, de vluchtige blik, die niets anders concludeerde dat er niets gebeurd was. Ook niet het schouwende, rationele zien van Petrus, die er ook niet uitkwam. Nee, Johannes ziet nu zó dat hij gaat geloven. Zien dat vooral met het hart te maken heeft. En dat is veel wezenlijker. Het hart hoeft niet alles te begrijpen. Het hart weet dat dat ook niet kan, daar is het wonder van de opstanding een te groot mysterie voor. Zien met de ogen van het hart. Zo kijkt Johannes nu. Terwijl hij hetzelfde ziet. “Hij zag het”, staat er. En dat “het” zijn opnieuw die zwachtels met die aparte zweetdoek. Johannes ziet hoe dat alles ligt, zo ordelijk. En dan dringt het diepe besef door: Hier zijn geen mensenhanden aan te pas gekomen. Nee, andere handen, de handen van de Heer zelf. En zo breekt in dat schemerige graf bij Johannes het licht door: “Jezus is hier niet, maar Hij leeft. Hoe en waar dat weet ik niet. Maar Hij is er. Deze doeken laten het me zien, zien met m’n hart: Jezus is opgestaan”.
Tegelijk moeten we wel voorzichtig zijn om dat geloof van Johannes in te vullen. Er staat alleen: “Hij zag het en geloofde”. Meer niet. Letterlijk staat er: “Hij zag het en begon te geloven”. Het is allemaal nog zo pril, zo aarzelend. Opvallend is ook dat Johannes niets tegen Petrus zegt, dat hij zwijgt.
Je wilt geloven. Het is er ook. Maar tegelijk gemengd met nog zoveel aarzeling, ongeloof ook. Die mengeling van vrees en hoop. Zoals die man die ooit tegen Jezus riep: “Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp” Dat zijn woorden waar ik mezelf, vaak genoeg, in herken. Er is de nodige mist rond de opstanding. Johannes begint te geloven, maar zwijgt er verder over. Van Petrus wordt daar helemaal niet meer over gerept. Het zijn de “nevelen van Pasen”, zoals de theoloog Noordmans dat ooit treffend noemde.
Waar komt die mist vandaan? Vers 9 geeft antwoord: “Want zij hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de dood moest opstaan”. Met andere woorden: pas in het licht van de Schrift, de bijbel, zou die mist verdwijnen. Daardoor zouden hun ogen werkelijk geopend worden, zouden ze zien dat Jezus moest opstaan.
‘Moest’, van Wie? Van God zelf. Hij is, met eerbied gezegd, de grote motor van de Opstanding. Hij weet dat als Jezus niet door Hem zou zijn opgewekt, dat dan alles voor niets zou zijn geweest. Het offer van Jezus aan het kruis voor niets, want hoe kan een dode Heiland met Zijn offer voor ons intreden, telkens weer? Deze schepping voor niets, want dan was en bleef de dood de grote spelbreker en het kwaad onuitroeibaar. Dan zou alles eindigen in een groot zwart gat. Daarom wilde God de opstanding, moest het. Dat verzin ik niet. Nee, dat ontdek je in de Schriften, in de bijbel.
En dat hebben de discipelen ook geleidelijk aan ontdekt, door hoe Jezus dat na Zijn opstanding verder uitlegde, vanuit diezelfde Schriften, en hoe de Heilige Geest hen dat na Pinksteren te binnen bracht, levend voor hen maakte.
Ja, de Heilige Geest. Kijk eens 50 dagen later, op het Pinksterfeest, naar diezelfde Petrus. Dan is er geen getheoretiseer en geaarzel meer. Nee, dan staat hij daar vrijmoedig te verkondigen aan ieder die het horen wil, dat Jezus leeft.
Hij geeft ter plekke een mooie uitleg van Psalm 16 om uit de doeken te doen dat het daar al over Jezus’ opstanding gaat. Dan kent hij de schriften wel en staat hij in vuur en vlam voor Jezus. Dat heeft alles te maken met de Heilige Geest, door wiens licht hij de Schriften werkelijk gaat verstaan; de Heilige Geest, Die hem Jezus, de Gekruisigde en Opgestane, werkelijk doet kennen, Die de mist doet opklaren.
Ook wij leven na Pinksteren. De Heilige Geest is uitgestort en is er nog steeds op uit om ons hart te winnen voor Christus, de Opgestane. Via het Woord, de bijbel. Want geloven in Jezus Christus, het juiste zicht op Hem krijgen en het geweldige belang van Zijn opstanding krijg je niet buiten de Bijbel om.
Zou veel oppervlakkigheid, verkeerd getheoretiseer, twijfel als het over de opstanding gaat ook niet daar mee te maken hebben? Dat we te weinig met de bijbel leven? De Bijbel veel te vaak dicht laten of te oppervlakkig en vluchtig lezen? En ons te weinig laten leiden door de Heilige Geest, die de mist toch kan verdrijven? En die ons verbindt aan de Opgestane.
In zijn prachtige boek Geduld met God vergelijkt de Tsjechische priester en theoloog Tomas Halik de opstanding met een ondergrondse rivier die verborgen een bedding uitslijpt in de harde grond van ons ongeloof, zondigheid en geslotenheid, en hier en daar opspuit tussen de voorvallen van ons leven. In de kerk mogen we dat ontdekken. In het lezen van de Bijbel. In de stem van de Heilige Geest in ons hart. In de ontmoeting met anderen. In Gods schepping. Je moet het wel zien, met de ogen van je hart en het geloven.
Ik wens u en jou een gezegend Paasfeest toe: de Opgestane zien met het hart en in Hem geloven, ook al is dat geloof misschien nog maar pril.
Dominee Gertjan Boer, protestantse gemeente Bemmel